Column • Oom Arie hield duiven. Hij was geen echte oom – ik spreek
over de dagen van weleer, toen alle buurmannen oom waren en alle buurvrouwen
tante. Oom Arie had dus duiven. Een klein hok, achter in de tuin, waarheen ze
op wonderbare manier precies de weg wisten wanneer ze ergens in België of
Frankrijk waren gelost. Ik herinner me exotische namen als Mobeusje en
Sjallerwa. Later leerde ik de juiste spelling, maar voor het kennen van die
plaatsen en hun ligging volstaat de fonetische weergave. Soms zong hij, wanneer
de duiven terugkwamen, dat liedje uit Ja Zuster Nee Zuster: 'Duifies duifies,
kom maar bij Gerritje…' Toen de zaak te druk werd ruimde oom Arie alles op: het
hok verdween en er kwam een grote seringenstruik voor in de plaats. Ik vond het
jammer. Die duiven trokken me wel aan. Hij was niet de enige die zijn duiven
wegdeed: duivenmelker is een uitstervend ras, lijkt het. Van de duivensport
hoor je weinig meer. Ooit werd het lossen op de radio genoemd, weet ik nog. DE
duivensport is uit de media verdwenen, tegelijk met de berichten voor land- en
tuinbouw en de waterstanden van hedenmorgen. 'Grave beneden de sluis…' Te klein
voor de krant, zegt de redactie. Zelf word je groter en je denkt ook om geen
duiven meer. Hooguit wanneer je van die dikke onopgevoede houtduiven in jouw
tuin, pal boven jouw border, onbeholpen hun nest ziet bouwen. Met
buitenboord-toilet. Ook boven die border… Wel heb ik jarenlang op
Pinksterzondag duiven geleend van een duivenmelker, om die na de dienst los te
laten. Tijdens de dienst was leuker geweest, maar ja, daar kreeg ik de koster
niet in mee. En dan verhuis je naar Warmond en heb je opeens in een straal van
100 meter zomaar drie duivenmelkers om je heen. Je hoort de buurvrouw roepen en
ziet de duiven reageren. Ik raak weer helemaal op de hoogte: dringers en
spoetnik. Van overlast geen sprake – dat wist ik nog, van oom Arie: de was hing
gewoon buiten, pal naast het hok. Ik geniet van de duivenvlucht en hoef er zelf
niets voor te doen. Hooguit de buurvrouw vragen of ze dat liedje ook kent…
egbert van der weide
Bron: De Teylinger
|